Cassatievlog  

Hoge Raad 1 maart 2024
ECLI:NL:HR:2024:298 (Hobo Holding / Rabobank)
Hobo Holding vorderde in deze zaak een verklaring voor recht en schadevergoeding, vanwege het opzeggen van een financieringsovereenkomst door de Rabobank. Het hof wees die vorderingen toe, zowel voor Hobo als voor haar rechtsvoorgangsters. Het hof is niet ingegaan op het verweer van de Rabobank dat voor toewijzing van de vorderingen van de rechtsvoorgangers geen plaats is. De Hoge Raad vernietigt het arrest en doet de zaak zelf af. Hidde Volberda bespreekt dit arrest.
Ga naar cassatieblog.nl en schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Zo ben je altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de civiele cassatierechtspraak in Nederland.
Hoge Raad 1 maart 2024
ECLI:NL:HR:2024:298:
deeplink.recht...
-----------------------------
Welkom! Mijn naam is Hidde Volberda advocaat op de sectie cassatie van Pels Rijcken
In deze zaak heeft de Rabobank een financieringsovereenkomst opgezegd die zij had gesloten met Hobo Hifi B.V, en Hobo Holding. Deze bedrijven maakten onderdeel uit van de Hobo-groep. Daartoe behoorden ook andere groepsvennootschappen.
Hobo Holding vordert in deze procedure een verklaring voor recht en schadevergoeding, omdat Rabobank de financieringsovereenkomst ten onrechte zou hebben opgezegd. Het hof heeft deze vorderingen toegewezen. Het oordeelde dat de Rabobank is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen tegenover Hobo Holding én haar rechtsvoorgangster en schadevergoeding aan hen moet betalen.
Rabobank stelde cassatieberoep in. Het middel is gericht tegen het feit dat de toewijzing van de vorderingen ook ziet op de rechtsvoorgangers van Hobo Holding.
Deze klacht slaagt. De Hoge Raad overweegt dat het hof in het dictum mede de rechtsvoorgangsters van Hobo Holding heeft vermeld. Blijkens de Memorie van Grieven duidt Hobo Holding met het woord rechtsvoorgangers onder meer op de groepsvennootschappen, die hun vorderingen aan haar zouden hebben overgedragen.
Door in het dictum aan te sluiten bij de vorderingen van Hobo, heeft het hof dus vorderingen toegewezen die aanvankelijk toekwamen aan de groepsvennootschappen. Maar, het hof is ecniet kenbaar ingegaan op het verweer van de Rabobank dat de groepsvennootschappen die vorderingen helemaal niet aan Hobo hebben overgedragen. Daarmee acht de Hoge Raad het arrest onvoldoende gemotiveerd.
De Hoge Raad doet de zaak zelf af. Hij overweegt dat uit de ingebrachte aktes van cessie niet blijkt dat de vorderingen van de groepsvennootschappen op de Rabobank zijn overgedragen aan Hobo Holding. Daarom moet worden aangenomen dat die overdracht niet heeft plaatsgevonden.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof. Hij wijst de gevorderde verklaring voor recht en veroordeling tot betaling van schadevergoeding toe, maar slechts voor zover zij betrekking hebben op de vorderingen van Hobo Holding en Hobo. Hetgeen Hobo Holding vordert als rechtsopvolgster van de groepsvennootschappen wordt afgewezen.