JJ Cremer verpletterde zijn gehoor van hoge heren in Den Haag met dit opzienbarende pamflettistische verhaal en droeg daarmee bij aan de invoering van het beroemde kinderwetje van Van Houten. Cremer bezocht de textielindustrie in Leiden en verbeeldde de armoede, het lichamelijke gebrek en mentale ontwikkelingsachterstanden van de jonge kinderen die vaak vele uren per dag zware arbeid in fabrieken verrichtten. "Je moet het zien, om te geloven,' wist Cremer en daarom kleedde hij zijn betoog literair in, in voor zijn tijd helder Nederlands, in de traditie van het romantische realisme.
Cremer neemt je aan de hand en toont je het armoedige krot van de familie Zwarte en de luidruchtige fabriekshal vol machines die nooit stilstaan. Cremer schetst het schrijnende contrast van het fabriekskind met de gegoede student, die in luxe leeft en zich geestelijk en verstandelijk in vrijheid kan ontwikkelen. Interessant is ook zijn blik op de kleinburgerij die kruipt voor de hogere klasse maar ondertussen spuugt op gepeupel van "het febriek".
Cremer besluit het verhaal met een krachtige oproep om een einde te maken aan de misstanden van destijds, waarbij hij zich rechtstreeks tot zijn publiek richtte. Cremer was in zijn tijd niet alleen een verdienstelijk schrijver, maar ook een veelgevraagd spreker. Gezien de fraaie retorische stijl van zijn proza zal dat geen verbazing wekken.
12 сен 2024