Hallo meneer! Bij 1:52 staat dat bij een toename van de overheidsuitgaven het inkomen zal stijgen, maar er staat precies onder dat bij een afname van de overheidsbestedingen het inkomen ook zal stijgen. Dat begrijp ik niet. Zou u dat verder willen toelichten alstublieft?
Er staat eigenlijk steeds hoger / lager Dus als de overheidsbestedingen lager worden dan wordt het inkomen ook lager. Y = EV (oftewel inkomen is gelijk aan effectieve vraag) en EV = C+ I + O (hier zit die O van overheid in)
Bedankt voor uw antwoord. Ik heb het over hetgeen wat u zelf in de powerpoint hebt gezet. Dus: O stijgt= Y stijgt= EV stijgt en recht daaronder staat: B daalt= Y stijgt= EV stijgt.
Oké! Daarmee bedoel ik als de (inkomsten)belastingen dalen het besteedbaar inkomen stijgt en dat daardoor de effectieve vraag zou kunnen toenemen omdat mensen meer gaan consumeren (hoeveel dit dan is hangt af van het spaarlek)
Super bedankt voor uw video's. Ik denk dat ik er veel aan zal hebben, maar ik vraag me wel af welke oude examens van economie van vwo u het meeste aanraadt om te beoefenen?
in deze kruis wordt gezegd dat ev=y en ev= c+ i+o, maar als deze twee gelijk aan elkaar zijn hoe is het dan niet maar 1 lijn? dus eigelijk ze zeggen het is gelijk aan elkaar maar tekenen toch 2 verschillende lijnen .
In de evenwichtsvoorwaarde voor het model geldt dat het inkomen gelijk aan de effectieve vraag ( Y = EV). De effectieve vraag komt van consumenten (C) en Bedrijven (I) en overheid (O). Dit zijn de (voorgenomen) bestedingen die deze drie hebben. Het punt waar deze twee lijnen (Y = EV en EV = C+I+O) elkaar kruizen is dan het korte termijn evenwicht. Je ziet ook dat de EV lijn hoger begint. Dat zegt eigenlijk dat we, ook al hebben we geen inkomen, toch vraag hebben. Een deel van de effectieve vraag is dus niet afhankelijk van het inkomen. Hopelijk heb je hier iets aan.
Aai vervelend! Kijk ook andere docenten online. Meester Patrick, economy Academy, Feddahi legt uit. Hopelijk zit er iets bij wat je kan helpen! Succes!
alle andere domeinen vind ik makkelijk maar deze snap ik echt niet. Als voorbeeld: hoe kan Y ZOVEEL DINGEN ZIJN. Er staat eerst een lijn y=Ev dan staat er tegelijk dat Ev=C+I+O een andere lijn is en dan staat y opeens ook op de x-as. En dan dacht ik ook nog van een eerder filmpje dat y=C+I+O+E-M of te wel de bestedingen en dan staat die op de #*A$#% y-as. Verder snap ik ook niet hoe y iets anders dan EV kan zijn zoals in de voorbeeldvraag. Ik dacht dat er moest gelden Y=Ev, want hoe kan het inkomen nou verschillen met de uitgave. Wordt er dan geld weg/bijgetoverd??? en zo kan ik nog wel doorgaan...... Geen haat naar u trouwens het ligt hoogstwaarschijnlijk aan mij (en een klein beetje de stof) u legt namelijk heel goed uit
Tip: Van het examen zal dit onderdeel -zeer waarschijnlijk- vrijwel zeker terugkomen, maar als je het gewoon écht niet begrijpt, kun je natuurlijk ook beslissen om dit onderdeel over te slaan en extra goed te leren/oefenen voor de andere onderdelen :)
