Intramusculair injecteren | CareUp: Virtual Learning Lab 

Wanneer je een intramusculaire injectie toedient, zijn er verschillende manieren om te controleren of de naald daadwerkelijk in de spier is: Locatie en diepte: De plaats en de diepte waarop je injecteert, kan helpen bij het waarborgen dat de naald in de spier zit. Verschillende spieren vereisen verschillende injectietechnieken. De meest voorkomende plaatsen voor intramusculaire injecties zijn de deltaspier in de bovenarm, de gluteus maximus in de bil en de laterale aspect van de dij (de vastus lateralis spier). Aspiratie: Aspiratie is het proces van het lichtjes terugtrekken van de spuit om te controleren of de naald zich in een bloedvat bevindt. Echter, de noodzaak om te aspireren is onderwerp van debat en veel recente richtlijnen suggereren dat dit niet nodig is voor de meeste IM injecties, omdat de kans dat je een bloedvat raakt zeer klein is, zeker als de juiste techniek wordt toegepast. Weerstand: Wanneer je de naald in de spier steekt, moet je een bepaalde hoeveelheid weerstand voelen. Dit verschilt van de zachtere, minder resistente sensatie die je zou voelen als je in vetweefsel prikt. Reactie van de patiënt: Als de patiënt pijn of ongemak voelt tijdens de injectie, kan dat ook een teken zijn dat de naald niet correct is geplaatst. Hoewel sommige ongemak normaal kan zijn, zou intense pijn een indicatie kunnen zijn dat je misschien een zenuw of een bloedvat hebt geraakt in plaats van de spier. Training en ervaring: Het kunnen correct plaatsen van een intramusculaire injectie komt met ervaring en training. Als je onzeker bent over je techniek, is het belangrijk om met een ervaren zorgverlener te oefenen en feedback te krijgen. Ik hoop dat je hier iets aan hebt:)