Mit der Modellbahn im Mittelgebirge. Mimomitt begibt sich auf die Spuren des Trans-Europ-Express - auch kurz "TEE" genannt.
Es war der Niederländer Franciscus Querien, der 1954 vor dem internationalen Eisenbahnverband ein Netz von grenzüberschreitenden Schnellzügen forderte. Diese TEE-Züge sollten einen einheitlichen Auftritt und schnelle Reisegeschwindigkeiten ermöglichen. Die Eisenbahnen der Länder der Europäischen Wirtschaftsgemeinschaft Belgien, Niederlande, Luxemburg, Frankreich, Italien und Deutschland vereinbarten dies darauf hin. Mit dabei im TEE-Verbund waren auch Österreich und die Schweiz.
1957 begann der TEE-Verkehr. Aber wenige Jahre nach dem Krieg fehlten einheitliche Standards. Die beteiligten Länder setzten daher zunächst vor allem auf unterschiedliche Dieseltriebzüge. Die Niederlande und Schweiz entwickelten zusammen den RAm-bzw. DE4-Triebwagen. Der Triebzug verband als TEE Edelweiß die Städte Zürich und Amsterdam sowie als TEE Etoile du Nord die Städte Paris, Brüssel und Amsterdam.
Frankreich und Italien entwickelten andere bereits bestehende Dieseltriebzüge fort. Deutschland brachte als TEE den VT 11.5 - später Baureihe 601 genannt - auf die Schiene. Auch in Deutschland kam der schweizerisch-niederländische RAm-DE4-Zug zum Einsatz. 1971 kam es auf der Fahrt von München nach Zürich zu einem schweren Eisenbahnunglück.
Elektrisch angetrieben war der zweite Schweizer TEE-Triebzug RAe. Er konnte ab 1961 mit unterschiedlichen Stromabnehmern in vier europäischen Systemen fahren. Frankreich und die Schweiz verband er über die Gotthardbahn nun auch mit Mailand. Der RAe war in der Schweiz, Italien, Frankreich, Luxemburg, Belgien, den Niederlanden und Deutschland einsetzbar. An den Grenzen waren trotz des elektrischen Betriebs keine Aufenthalte nötig.
Die Deutsche Bundesbahn nutzte neben den VT 11.5-Triebzügen ab 1965 auch lokbespannte Züge für den TEE-Verkehr. Zunächst lackierte die DB vorhandene Erste-Klasse-Wagen um. Nach und nach beschaffte die Bundesbahn weitere TEE-Wagen. Zum Einsatz kamen zunächst auch Elektroloks der Baureihe E 10. Ihr Auftreten gaben den TEE-Zügen und der Bahn ein neues Gesicht: Die Elektroloks der Baureihe 103. Ab 1965 in der Vorserie und ab 1970 in der Serienbaureihe zog sie die Luxuszüge - mit bis zu 200 Stundenkilometern. Und es gab auch Schnellverbindungen mit Dieseltraktion wie den TEE Bavaria. 1988 wurde die Zuggattung des TEE eingestellt. In Erinnerung bleiben wird der TEE als frühes und visionäres Projekt für das Zusammenwachsen in Europa.
---
Nederlands:
Met de modelspoorbaan in het middelgebergte. Mimomitt treedt in de voetsporen van de Trans-Europ-Express - ook wel kortweg T E E genoemd.
Het was de Nederlander Franciscus Querien die in 1954 voor de International Railway Association opriep tot een netwerk van grensoverschrijdende sneltreinen. Deze TEE-treinen waren bedoeld voor een uniform uiterlijk en hoge rijsnelheden. De spoorwegen van de landen van de Europese Economische Gemeenschap, België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Italië en Duitsland, zijn het hierover eens geworden. Ook Oostenrijk en Zwitserland maakten deel uit van het TEE-netwerk.
Het TEE-verkeer begon in 1957. Maar een paar jaar na de oorlog ontbraken uniforme normen. De betrokken landen vertrouwden daarom aanvankelijk vooral op verschillende dieseltreinstellen. Nederland en Zwitserland ontwikkelden gezamenlijk de RAm of DE4-motorwagen. Het treinstel verbond de steden Zürich en Amsterdam als TEE Edelweiß en de steden Parijs, Brussel en Amsterdam als TEE Etoile du Nord.
Frankrijk en Italië gingen door met de ontwikkeling van andere bestaande dieseltreinstellen. Duitsland bracht de VT 11.5 - later de 601-serie genoemd - als TEE op de rails. Ook in Duitsland werd de Zwitsers-Nederlandse RAm-DE4-trein ingezet. In 1971 vond er op de reis van München naar Zürich een ernstig treinongeluk plaats.
Het tweede Zwitserse TEE-treinstel RAe werd elektrisch aangedreven. Vanaf 1961 kon het met verschillende stroomafnemers in vier Europese systemen opereren. Via de Gotthardspoorlijn verbond hij nu ook Frankrijk en Zwitserland met Milaan. De RAe zou kunnen worden gebruikt in Zwitserland, Italië, Frankrijk, Luxemburg, België, Nederland en Duitsland. Ondanks de elektrische bediening waren er geen stops aan de grenzen nodig.
Naast de treinstellen VT 11.5 zette de Deutsche Bundesbahn vanaf 1965 ook locomotieftreinen in voor het TEE-verkeer. Eerst schilderde de DB bestaande eersteklas rijtuigen opnieuw. Beetje bij beetje schafte de Bundesbahn meer TEE-wagens aan. Aanvankelijk werden ook elektrische locomotieven van de serie E 10 gebruikt. Hun uiterlijk gaf de TEE-treinen en de spoorlijn een nieuw gezicht: de elektrische locomotieven van de serie 103 trokken ze vanaf 1965 in de voorserie de luxetreinen - met maximaal 200 kilometer per uur. En er waren ook snelle verbindingen met dieseltractie zoals de TEE Bavaria.
5 сен 2024
